Miguel Heilbron In de jaren 1970 werd in Amsterdam in de toewijzing van woningen door de gemeente onderscheid gemaakt op basis van afkomst: leegkomende woningen werden in een groot aantal wijken bewust niet toegewezen aan ‘etnische minderheden’. Ondertussen zaten duizenden Surinaams-Nederlandse gezinnen in Amsterdam vast in overvolle, onhygiënische en brandgevaarlijke kamertjes. Dat blijkt uit documenten in The Black Archives. Lees hieronder meer over het 'Zwartboek "Gesloten Wijken"' uit 1978. Laten we verborgen zwarte geschiedenis zichtbaar maken. Steun the Black Archives via onze crowdfundingcampagne! Recent publiceerden we over extreme woonomstandigheden van Surinamers in Amsterdam rond 1980, met bespreking van de film ‘Onderneming Onderdak’ (1982) van de Surinaams-Nederlandse filmmaker Andre Reeder. Deze film laat zien hoe in de jaren ’70 en ’80 duizenden Surinaamse gezinnen in Amsterdam in overvolle, onhygiënische en brandgevaarlijke kamertjes (“pensions”) werden gehuisvest en hoe particuliere exploitanten hier tientallen miljoenen guldens aan verdienden, uitgekeerd vanuit Sociale Dienst gelden vanuit de Gemeente Amsterdam. In The Black Archives zijn verschillende documenten te vinden rondom onder andere deze pensions in Amsterdam in de jaren ’70 en ’80, over gemeentelijk beleid én verzet ertegen. Het 'Zwartboek "Gesloten Wijken"' uit 1978 is een interessant document uit de archieven. Het document, uitgegeven door de 'Overleggroep Pensions', telt zo’n 20 pagina’s en gaat in op de sluiting van een aantal wijken in Amsterdam voor 'etnische minderheden' in de jaren ’70. Zwartboek: Apartheid Op de voorkant van het Zwartboek prijkt een cartoon van de bekende Nederlandse cartoonist Opland met de titel “Apartheid”, waarop een groep mensen geschrokken kijkt naar een groot bord met daarop de tekst “Gemeentelijke Verordening: Alleen toegang voor personen van Nederlandse afkomst”. Het 'Zwartboek "Gesloten Wijken"' maakt duidelijk dat de Gemeente Amsterdam in de jaren ’70 in de toewijzing van woningen binnen de Amsterdamse bevolking onderscheid maakte op basis van afkomst door leegkomende woningen in een groot aantal wijken bewust niet toe te wijzen aan etnische minderheden. Het ‘spreidingsbeleid’ van de gemeente hierachter was erop gericht per portiek in Amsterdamse straten niet meer dan één gezin van een ‘etnische minderheid’ te laten wonen. In de praktijk zorgde het trouwens eerder voor concentraties dan voor de gewenste ‘spreiding’. In het Zwartboek staat te lezen dat de Surinaams-Nederlandse Stichting Welsuria (‘Stichting tot Bevordering van het Welzijn van Surinamers in Amsterdam’) in oktober 1977 in haar blad ‘Jere’ onthulde dat “acht buurten in Amsterdam zijn afgegrendeld voor Surinaamse en buitenlandse woningzoekenden”. Het artikel vermeldde dat de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting, in Amsterdam verantwoordelijk voor woningverdeling van sociale huurwoningen, in bepaalde buurten en straten leegkomende woningen bewust niet toewees aan ‘Surinaamse en buitenlandse woningzoekenden’. “De wijken zijn gesloten verklaard door de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting op verzoek van bepaalde woningbouwcorporaties en van het Gemeentelijk Woningbedrijf, die in deze buurten de meeste woningen in handen hebben. Reden: “men” vindt dat er in deze buurten nu voldoende vreemdelingen wonen en dat inplaatsing van nog meer Surinamers en buitenlanders vanzelf tot grote spanningen zal leiden.” September 1977 verscheen een rapport vanuit de Universiteit Utrecht: ‘Etnische minderheden en de Amsterdamse woningdistributie’. Onderzoeker Marielle Valkonet-Freeman merkte hierin op “dat zo weinig gastarbeiders en Surinamers wonen in wijken die voor het overgrote deel in handen van woningbouwverenigingen zijn”. Ze wees erop dat gemeentelijke woningbedrijven en woningbouwverenigingen onderling afspraken maakten om niet meer dan één immigranten-gezin per trappenhuis te plaatsen en dat er al buurten voor immigranten gesloten waren vanwege de ‘hoge concentratie van immigranten’. In november 1977 werden vervolgens vanuit de Amsterdamse gemeenteraad vragen gesteld aan de Amsterdamse Burgemeester en Wethouders, die in december 1977 werden beantwoord. Dit alles zorgde voor de nodige publiciteit. Ongrondwettelijk Het Zwartboek bevat een groot aantal krantenartikelen rondom het spreidingsbeleid van de Gemeente Amsterdam en zeer kritische reacties hierop. Er wordt in verschillende artikelen onder meer op gewezen dat de sluiting van wijken voor etnische minderheden discriminerend en ongrondwettelijk was, en ook juist meer concentraties in plaats van de gewenste ‘spreiding’ in de hand werkte. De artikelen in het Zwartboek (allemaal uit 1977 en 1978) zijn afkomstig uit De Volkskrant, Trouw, De Groene Amsterdammer, N.R.C./Handelsblad, Elsevier’s Weekblad en Het Parool. Waar waren de ‘gesloten wijken’? In Amsterdam “Noord: de buurt van de Meeuwenlaan, Adelaarsweg en rondom de Van der Pekstraat; in Oost: de Transvaalbuurt, de Pythagorasstraat, Copernicusstraat en de Indische Buurt; in West: een deel van Bos en Lommer; in Zuid: Vlietstraat, Baarsstraat en Stadionbuurt en de Bijlmermeer”, aldus het Zwartboek. In een krantenartikel uit 1977 in het Zwartboek staat: “Mevrouw W. Zijlmans, chef van de afdeling informatie van Herhuisvesting, toont aan de hand van cijfers aan dat vooral in de negentiende-eeuwse wijken rond het centrum veel buitenlanders wonen. In oud-Oost is elf procent van de woonvergunningen in handen van buitenlanders. In Oud-West en Nieuw-West ligt dat percentage tussen de zeven en de acht. In de andere buurten wonen gemiddeld niet meer dan één tot twee procent buitenlanders.” (Trouw, Wim Jansen) In een ander artikel staat te lezen: “De meeste van [de] “gesloten” buurten liggen net buiten Amsterdams 19e eeuwse gordel. Nu komen juist in de 19e eeuwse wijken de grootste koncentraties van immigranten voor. De Dienst Herhuisvesting heeft echter geen greep op het spreidingspatroon in deze buurten, omdat het woning-bestand hier grotendeels partikulier is. Het resultaat van het sluiten van een aantal buurten met hoofdzakelijk bezit van Gemeente en woningbouwverenigingen is dan dat de immigranten juist daar terecht komen waar al de grootste koncentraties bestaan. Het gemeentelijk woningdistributiebeleid bevordert dus eerder koncentratievorming dan spreiding” (De Groene Amsterdammer, Ton Nijzink & Huib de Vet). Huizen die geen huizen meer zijn In weer een ander artikel staat over situaties bij ‘etnische minderheden’: “[Deze huurders] kunnen niet veel betalen en hebben vaak grote huizen nodig, omdat hun gezinnen niet in een driekamerwoning te persen zijn en ze bij elkaar willen wonen. Alleen die feiten al betekenen dat deze groepen aangewezen zijn op de oudere wijken, in Amsterdam op de negentiende-eeuwse gordel. Maar bijna alle oudere wijken in Amsterdam lijden aan verval. Wie het een beetje kan betalen verlaat wijken als de Indische buurt, Oud-Noord en de Transvaalbuurt. De huizen zijn slecht onderhouden, de huiseigenaars doen weinig aan opknappen. De woningnood in Amsterdam is zo groot dat huizen die eigenlijk geen huizen meer zijn toch worden bewoond” (De Volkskrant, Hella Liefting). Het stuk vervolgt: “Terwijl de bewoners de komst van immigranten als oorzaak van het verval aanwijzen, is het eerder een symptoom. De achteruitgang van die buurten is al veel langer aan de gang, het is juist aan het verval te wijten dat er immigranten komen wonen. Vaak kunnen zij het zich niet veroorloven huizen te weigeren. Ze mogen blij zijn als ze iets kunnen krijgen. Gastarbeiders en Surinamers hebben ook niet zo veel andere mogelijkheden als “Hollandse” Amsterdammers. Lid worden van een woningbouwvereniging bijvoorbeeld is er niet bij in de meeste gevallen. Ook de wachttijd bij de gemeente bekorten door op voordracht van een huiseigenaar een woning te krijgen is een mogelijkheid, die alleen voor “blanke” huurders open lijkt. … Huiseigenaren weigeren gastarbeiders en Surinamers nogal eens. Dat is pure discriminatie … want de huurders-in-spé worden niet beoordeeld op hun eigen kenmerken, maar op groepskenmerken die vaak volkomen uit de lucht gegrepen zijn”. Dit beeld wordt ook in andere krantenartikelen bevestigd. “Aan iemand met een “uitheemse” naam wordt [vaak] een bepaalde woning niet aangeboden, omdat de betreffende eigenaar misschien wel bezwaar zal gaan maken. Dit alles heeft tot resultaat dat binnen het Amsterdamse woningverdelingssysteem buitenlanders en Surinamers bloot staan aan nog langere wachttijden dan anderen en dat ze in de slechtste buurten terecht komen.” “Nu is het voor een buitenlander of Surinamer bijna onmogelijk om via een woningbouwvereniging aan een huis te komen. Zou hij lid willen worden, dan is de kans groot dat hij wordt getroffen door een gewone of door een “beperkte” ledenstop, die in de praktijk wel eens een selektieve ledenstop blijkt te zijn” (De Groene Amsterdammer, Ton Nijzink & Huib de Vet). “De discriminatie van huiseigenaren komt vooral in de betere wijken voor en elke maand zijn er wel enkele van die afwijzingen” (Parool, Frans Heddema). Gliphoeve In het zwartboek staat te lezen: "Een van de grondslagen van [het spreidingsbeleid] vormt de overweging, dat concentraties de neiging hebben, te leiden tot een 'Gliphoeve-effect', zich te versterken en de mogelijkheid van integratie met de autochtone bevolking te verminderen." In de twee Bijlmer-flatgebouwen Gliphoeve I en Gliphoeve II (tegenwoordig Geldershoofd en Gravestein) waren begin jaren ’70 veel Surinamers geplaatst en in 1974 werden hier leegstaande woningen gekraakt (‘Bijlmerkraakaktie’). In een van de artikelen in het Zwartboek vertelt de Secretaris van de Amsterdamse Federatie Woningcorporaties, J.M. van Rappange: “Gliphoeve is voor tachtig procent door Surinaamse groeperingen bewoond. In sommige gevallen vindt men twaalf tot vijftien mensen op een vijfkamerwoning. … Het woonklimaat wordt daardoor slecht. Er vinden veel vernielingen plaats. … Surinaamse gezinnen hebben over het algemeen veel kinderen. De ouderen onder hen kunnen geen werk vinden. Hebben weinig omhanden en moeten toch ergens hun activiteit kwijt. Dat zie je dan aan het trappenhuis, verlichting, liften enzovoorts. Op deze wijze wordt er een enorme aanspraak gedaan op ons financieel en technisch apparaat. Dat kunnen we niet bolwerken. Als je aan de andere kant deze mensen blijvend bij elkaar laat wonen, dan blijven zij aan hun lijn en levenswijze gebakken zitten en dat is ook niet bevorderlijk voor de integratiegedachte. Als men niet of nauwelijks de Nederlandse woonnormen ziet, kunnen die ook niet worden overgenomen” (Elsevier, Joke de Gruijter). Het is interessant hier tegenover een opiniestuk te lezen dat mr. drs. A. R. Haakmat in 1978 publiceerde in N.R.C./Handelsblad, ook opgenomen in het Zwartboek. (Haakmat zou overigens twee jaar later korte tijd vice-premier van Suriname worden en kort daarna weer naar Nederland vluchten.) Haakmat noemt in zijn opiniestuk uit 1978 het argument van de Amsterdamse Burgemeester en Wethouders dat zij ‘gettovorming van etnische minderheden’ willen tegengaan “een mooi voorbeeld van het verwisselen van oorzaak en gevolg”. Hij legt uit dat “grote concentratie van Surinamers in de flat een gevolg was van het huisvestingsbeleid, dat de woningbouwverenigingen in de Bijlmermeer hadden gevoerd. Dit beleid, aangeduid als “gemengde bewoning” kwam hierop neer dat een flatgebouw voor bewoning door gekleurden voor “gesloten” werd verklaard, indien de bevolking van zo’n flatgebouw reeds uit ca. x % uit gekleurden bestond (x varieerde per woningbouwvereniging van 5 tot 20). Was die x % bereikt, dan gaf men liever de voorkeur aan leegstand dan aan bewoning door een “etnische minderheid”.” Witte Amsterdammer wilden echter kennelijk niet in de flats wonen: “In 1973 was de leegstand in Gliphoeve-I zelfs tot 60% opgelopen! Deze situatie heeft ertoe geleid dat die flat werd gekraakt door Surinaamse gezinnen (waarvan de meesten meerdere jaren pensionbewoning achter de rug hadden). Hoe weinig deze gezinnen met deze toestand content zijn blijkt wel uit [onderzoek]: de verhuisbereidheid onder de Surinaamse gezinnen bedraagt maar liefst 93.4%! … Veeleer is er spraken van “gedwongen bewoning”. Wat B en W nu aanduiden als het “Gliphoeve-effect” hadden zij gemakkelijk kunnen teniet doen – dat zij ook nu nog kunnen – door vervangende woonruimte beschikbaar te stellen.” Ook een ander punt dat Haakmat maakt is interessant: “Ambtenaren van de Dienst Volkshuisvesting hebben in het radioprogramma VPRO-Vrijdag van 6/1/78 meegedeeld, dat de gemeente tot het selectieve woningdistributiebeleid heeft besloten nadat en omdat er bezwaren van blanke Nederlanders betreffende overbewoning door etnische minderheden binnenkwamen. Er waren zelfs al dreigementen geuit. B en W hebben toen besloten om niet het ontstaan van een conflictsituatie af te wachten, maar om het tijdig effectueren van een beleidsombuiging bij de woningdistributie. Dit lijkt op het voeren van een verstandig beleid, maar wat was de enige juiste reactie van B en W op deze bezwaren resp. bedreigingen. De blanke Nederlanders erop te wijzen dat de gekleurde Nederlanders krachtens de wet dezelfde rechten en verplichtingen hebben en dat zij, als gemeentebestuur, geroepen en tevens verplicht zijn ex. Art.4.1 v.d. Grondwet de rechten van een ieder desnoods daadwerkelijk te beschermen en te garanderen.” Burgemeester Polak In het Zwartboek schrijft de Overleggroep Pensions: “Met [hun] antwoorden geven Burgemeester en Wethouders van Amsterdam openlijk toe, dat zij een discriminerend beleid voeren bij de woningtoewijzing ten aanzien van Surinamers en buitenlandse arbeiders.” Wim Polak was destijds de burgemeester van Amsterdam (1977-1983). Aan het begin van zijn termijn schreef hij eind 1977 in reactie op de vragen uit de Amsterdamse gemeenteraad: "Burgemeester en Wethouders streven ten aanzien van etnische minderheden spreiding na, zowel in Amsterdam als daarbuiten ... In de praktijk komt het spreidingsbeleid erop neer, dat ernaar wordt gestreefd, niet meer dan één gezin van een etnische minderheid per 'trap' te huisvesten, zodat concentraties worden vermeden. … Zo kan het inderdaad voorkomen, dat door de Dienst Herhuisvesting in bepaalde buurten bepaalde vrijgekomen woningen niet aan etnische minderheden worden toegewezen, omdat de ‘trap’ dan al wordt bewoond door een dergelijk gezin. Gegevens daaromtrent worden [aan de Dienst Herhuisvesting] verstrekt door woningcorporaties of door het Gemeentelijk Woningbedrijf, in hun zorg voor het aan hen toevertrouwde bezit … Er zijn 7 a 9 buurten, waar bepaalde woningzoekenden niet kunnen worden geherhuisvest.” Opvallend is dat na de brief van de burgemeester (23 december 1977) de Amsterdamse Wethouder van Volkshuisvesting zich twee weken later in een interview in het Parool (5 januari 1978) lijkt te distantiëren van het aanvankelijke antwoord van Burgemeester en Wethouders. Toenmalig wethouder Louis Kuijpers zei toen over de woningtoewijzingsafspraken: “Dat is een werkafspraak geweest met het Gemeentelijk Woningbedrijf. Van die afspraak moeten we af, het is een vorm van discriminatie … Ik ben er achteraf gezien niet zo gelukkig mee. Het probleem in Amsterdam spitst zich toe op de grote buitenlandse gezinnen. Je kan best twee Turkse families op een trap hebben, als het om gezinnen van normale omvang gaat, maar als het om gezinnen van tien personen gaat wordt het anders.” Niet alleen Amsterdam Overigens blijkt uit o.a. een Volkskrant-artikel van Charles Groenhuijsen uit 1978, opgenomen in het Zwartboek, dat discriminerend beleid bij het toewijzen van woningen in Nederland zeker niet beperkt bleef tot Amsterdam. In 1971 nam de gemeenteraad in Rotterdam een besluit om het aantal etnische minderheden in bepaalde Rotterdamse wijken te beperken tot maximaal 5%. Dit besluit werd echter in 1974 vernietigd door de Raad van State, omdat het in strijd met de Nederlandse wet was. Toch waren blijkbaar ook in 1978 nog in diverse steden voorbeelden van dergelijk beleid te vinden: “In verschillende steden blijken vooral middels “officieuze regelingen” of “langzaam gegroeide gewoonten” huizen toegewezen te worden op grond van afkomst van de woningzoekende. … Iedereen wordt gelijk behandeld, zegt een zegsman van de gemeente Haarlem, maar voegt daar even later aan toe dat er voor wordt gewaakt “te grote concentraties te laten ontstaan”. De verhoudingen mogen niet “scheef” groeien. … Den Haag zegt bij het huisvestingsbeleid geen enkel onderscheid te maken tussen Nederlanders en buitenlanders. De werkgroep Nederlanders-Surinamers zegt echter dat het dan wel erg toevallig is dat de Surinamers juist in de slechtere huizen terecht komen. “De gemeente selecteert de Surinamers kennelijk weg naar die slechte huizen”” (Volkskrant). Eisen Na het lezen van enkel het Zwartboek blijven we achter met de prangende vraag: hoe ging het verder? De Overleggroep Pensions heeft het Zwartboek gepubliceerd en verspreid in de aanloop naar een manifestatie op 23 februari 1978 (in het Roothaanhuis op de Rozengracht), waarbij naast activisten ook raadsleden, politici en anderen zijn uitgenodigd. In het Zwartboek staat dat het besluit van de Amsterdamse Burgemeester en Wethouders “in het geheim” was genomen zonder de volksvertegenwoordiging (gemeenteraad) te raadplegen. In het zwartboek publiceerde de Overleggroep Pensions een verklaring met eisen richting de gemeente, met de oproep aan andere organisaties om mee te ondertekenen. Geëist werd onder meer de acht Amsterdamse buurten weer toegankelijk te maken, gelijke behandeling van alle woningzoekenden te garanderen (in plaats van onderscheid naar etnische afkomst), en een “openbare hoorzitting van de Commissies van Bijstand en Volkshuisvesting en Sociale Zaken over deze kwesties in het bijzonder en in het algemeen de zeer acute woningnood onder buitenlanders, Surinamers en bepaalde andere groepen (bijvoorbeeld jongeren, oudere alleenstaanden etc.)”. Elders in het Zwartboek staat ook dat de Surinaamse welzijnsstichting Welsuria overwoog een kort geding aan te spannen tegen de Gemeente Amsterdam. De ‘Overleggroep Pensions’ (destijds gevestigd aan de Weteringsschans 20 in Amsterdam) bestond uit een aantal organisaties: Stichting Welsuria, Stichting Interim Beheer (welzijnsorganisatie gericht op Surinamers en Antillianen in de Amsterdamse Bijlmer), Stichting Welzijn Buitenlandse Werknemers, Demokratisch Jongeren Front (Paramaribo), Werkgroep Suneki (‘Surinamers Nederlanders Kinkerbuurt’). Wat gebeurde er nadat zij het 'Zwartboek "Gesloten Wijken”’ publiceerden? Dit stuk spitste zich alleen op het Zwartboek toe, maar in The Black Archives, en ook elders, is nog veel meer te vinden. Het rapport ‘Etnische minderheden en de Amsterdamse woningdistributie’ van Marielle Valkonet-Freeman gaf in ieder geval al duidelijke adviezen. In het stuk van Hella Liefting uit De Volkskrant uit 1977 staat beschreven: “De gemeente zou de vicieuze cirkel moeten doorbreken door actief aan de gang te gaan met het huisvesten van gastarbeiders en Surinamers ... De bestaande toewijzingsregels zijn onvoldoende, concludeert het rapport. Desnoods moet de gemeente huizen claimen en het niet van de eigenaar laten afhangen of de huurder wel of niet wordt toegelaten.” Tenslotte volgt een waarschuwing: “Een beleid met oog voor de problemen zal automatisch leiden tot voordelen voor de kwetsbare groepen. Dat zal ongetwijfeld onaangename reacties oproepen zoals de nu al gehoorde kreet, dat Surinamers meer kans hebben op een huis omdat de gemeente en de huiseigenaren bang voor ze zijn. Maar aldus het rapport, dat is niet half zo erg als een samenleving waarin een grote groep constant buiten de boot valt. Dan zitten we over een poost met een gigantisch probleem dat iedereen boven het hoofd is gegroeid.” Alle afbeeldingen hierboven zijn afkomstig uit het 'Zwartboek "Gesloten Wijken”’, Overleggroep Pensions, 1978. Steun the Black Archives: samen maken wij de verborgen zwarte geschiedenis van Nederland zichtbaar!
Verborgen verhalen in the Black Archives: In The Black Archives zijn onder andere documenten te vinden over pensionbeleid en spreidingsbeleid én verzet hiertegen in Amsterdam in de jaren ’70 en ’80. Doneer via deze link in de grote crowdfundings-actie voor The Black Archives die op dit moment loopt (de eerste 17.500 euro is al opgehaald!).
0 Opmerkingen
Op 1 juli werd de afschaffing van de slavernij herdacht tijdens herdenkingen en plechtigheden. Diverse hoogwaardigheidsbekleders van lokale en nationale overheden spraken mooie woorden van berouw (geen spijt) uit over de historische misdaad tegen de menselijkheid en de erfenis ervan. De Amsterdamse wethouder Simone Kukenheim zei het volgende:
“Te lang is die geschiedenis wel genegeerd of gebagatelliseerd. Die geschiedenis zal ook nog meer leed veroorzaken als we niet erkennen dat het verleden nog steeds uitwerking op het heden heeft. De achtergrond, de oorzaak en de impact van hedendaags racisme en uitsluiting op basis van afkomst kunnen niet worden begrepen en bestreden zonder kennis van het slavernijverleden."
Het duurde niet lang om deze woorden met voorbeelden te duiden. Vele Nederlanders voelden zich vrij om los te gaan met racistische comments onder de livestream van de herdenking van de NOS. De dagen die volgden bleek wederom hoe “hedendaags racisme”: zich niet beperkt tot anonieme “keybordwarriors” op Facebook maar dat dit racistisch gedachtegoed diep verankerd is in de samenleving. Op 5 juli werd het onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat werkgevers liever een witte (ex-)crimineel aannemen dan een eerlijke burger die toevallig een migrantenachtergrond heeft. Om nog even te benadrukken hoe institutioneel racisme zich manifesteert werd anti-racisme activist Jerry Afriyie aan een strafblad geholpen. Waarom? Omdat hij tijdens een vreedzaam protest door een aantal agenten in een nekklem werd gelegd en zijn spieren “inspande en/of verstarde” terwijl hij schreeuwde “ik kan niet ademen”. De omstreden nekklem kostte Mitch Henriquez zijn leven en Jerry zijn baan als beveiliger. Het laatste slachtoffer van de nekklem, Giovanni Adriaan, hield er een gekneusde pols, een nachtje cel en vijfhonderd euro boete aan over. Sinds Keti Koti was er bijna elke dag wel een racistische gebeurtenis.
Witte onschuld In de boeken “White Innocence” van Gloria Wekker en Dutch Racism van Philomena Essed en Isabel Hoving wordt beschreven hoe vrijheid, tolerantie en onschuld centraal staan in het dominante zelfbeeld van Nederlanders. Een zelfbeeld waarin geen ruimte is voor het erkennen van het bestaan van racisme. Integendeel, zelfs de meest duidelijke voorbeelden van racisme worden ontkent. Ook daar was er deze maand een tragisch voorbeeld van: de Zuid-Afrikaanse Siba die door een Amsterdamse AirBnB verhuurder de trap af werd geduwd nadat hij opmerkingen maakte als “jullie mensen” en “dit is Afrika niet”. Media en politie trokken snel de conclusie dat er geen sprake zou zijn geweest van racisme, want ja, witte onschuld laat niet toe dat we in het open en tolerante erkennen dat een witte man een zwarte vrouw van het leven zou kunnen beroven vanwege een racistische oprisping. Het culturele archief en the Black Archives Volgens Wekker hebben 400 jaar slavernij en imperialisme haar sporen nagelaten in “het culturele archief” zoals dat wordt beschreven door Edward Said in het boek Culture and Imperialism”. Het “bevindt zich nu tussen onze oren, in onze harten, en in onze lijven”, het is onderdeel van ons (onbewuste) denken en handelen. Zo vertrouwt een werkgever eerder een witte man die voor een zedendelict is veroordeeld dan een persoon van kleur zonder strafblad en zo zal de huidskleur (onbewust) een trigger zijn geweest toen de AirBnB verhuurder de Zuid-Afrikaanse dame van de trap of duwde. Het culturele archief is echter ook gereflecteerd in een fysiek archief: “the Black Archives”. Dit is een archief met meer dan 4.000 unieke boeken, documenten en artefacten van Surinaamse en zwarte bewegingen en wetenschappers. Het archief is een getuigenis van een verleden dat lang genegeerd en onderbelicht is gebleven, namelijk een recent verleden van racisme in Nederland. Stukken uit het archief tonen aan de dat de racistische “incidenten” die zich de afgelopen maand hebben afgespeeld geen incidenten zijn maar binnen een langere traditie van institutioneel racisme in Nederland passen. Zo deed onderzoeker Bovenkerk in 1979 al experimenteel onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt en concludeerde hij in het boek"Omdat zij anders zijn" (klik hier voor PDF): “Rasdiscriminatie komt in Nederland voor en niet als een op zichzelf staand incident, het heeft een systematisch karakter.” We vonden een plakboek uit de jaren ’70 vol met artikelen die enkel over, soms fataal, politiegeweld tegen Surinamers ging dat de recente discussie over etnisch profileren in een langere traditie van racistisch politiegeweld plaatst en zo zijn er vele andere voorbeelden van de erfenis van het slavernij verleden.
Gebrek aan educatie over het slavernijverleden
Het is echter onmogelijk om van het verleden te leren als delen van het verleden worden verzwegen of zeer minimaal worden gedoceerd op onze scholeren. Uit onderzoeken van Ineke Mok en socioloog Melissa Weiner werd geconcludeerd dat dit deel van het verleden nog zeer marginaal is binnen het onderwijs. Bij VMBO-leerlingen ging nauwelijks 1% van alle geschiedenislessen over het slavernijverleden. En het onderwijs dat wel wordt aangeboden wordt vooral vanuit een eurocentrisch perspectief vertelt waarin koloniale verhoudingen nauwelijks worden bevraagd. James Baldwin schreef in zijn manuscript “I Am Not Your Negro”: “not everything that is faced can be changed but nothing can be changed until it is faced”. In Nederland zijn we de confrontatie met het slavernij- en koloniale verleden nog niet echt aan gegaan waardoor de geschiedenis zich blijft herhalen, racisme zich blijft reproduceren en het zelfbeeld van onschuld blijft bestaan. Op 30 juni was ik even in het Rijksmuseum om voor een item van de NOS hun sectie over de voormalige kolonies te bekijken. Ik heb letterlijk het hele museum af moeten zoeken om het hoekje te vinden dat ging over het slavernijverleden en de ex-kolonie Suriname. Het was tekenend voor de witte onschuld en het gebrek aan aandacht en educatie over dit deel van het verleden. Werken uit “de Gouden Eeuw” worden glorieus tentoongesteld in “het museum van Nederland” terwijl werk uit de voormalige kolonie is gereduceerd tot “een hoekje” in het museum. De nieuwe directeur van het Rijksmuseum Taco Dibbets heeft echter de ambitie uitgesproken om in 2020 een tentoonstelling te maken over het slavernijverleden. Onlangs was er echter felle kritiek op de tentoonstelling over Zuid-Afrika. Dat stemt niet tot vertrouwen voor het project in 2020. Want welke verhalen zullen er worden verteld en welke zullen worden verzwegen? Zal het Rijksmuseum in staat zijn zo een heftige geschiedenis op een manier ten toon te stellen dat recht doet aan het verhaal terwijl “de Gouden Eeuw” tegelijkertijd in het museum wordt opgehemeld? In het hoekje over Suriname viel mijn oog op een wisselbrief. De wisselbrief heeft geen beschrijving maar een andere wisselbrief is als volgt beschreven: “In 1863 werd in Suriname en de Nederlandse Antillen de slavernij afgeschaft. De slaveneigenaars kregen daarop van staatswege een schadeloosstelling. De voormalige slavenhouder Charlouis kon deze brief inwisselen tegen driehonderd gulden. De brief is voor ontvangst ondertekend en gestempeld door de gouverneur van Suriname. Links staat het wapen van Suriname: een koopvaardijschip in een ovaal met aan beide zijden een indiaan met pijl en boog.” De andere wisselbrief in het Rijkmuseum was uitgekeerd aan Dorothea Elisabeth van Uytrecht (1766-1793). Ze kreeg f. 1600 als schadeloosstelling vanwege het feit dat ze zwarte mensen niet meer als slaaf mocht uitbuiten. Een verhaal dat niet vertelt wordt is dat de familie van Uytrecht de dochter is van Caspar van Uytrecht (1732-1805, zie stamboom). Caspar van Uytrecht was de eigenaar van de plantage Knip waar op 17 augustus de befaamde opstand van tot slaaf gemaakten onder leiding van Tula plaatsvond. De tot slaaf gemaakten kwamen waren geinspireerd door de succesvolle revolutie in Haïti én in negatieve zin door de mensonterende omstandigheden: “Directe aanleiding voor de rebellie waren veranderde werkomstandigheden. De werktijden van de slaven werden langer. Voortaan moesten ze ook op zondag werken. Ondertussen werden ze mede als gevolg van de economische situatie gebrekkig gevoed.” (Van der Steen, 2011) Hoewel de opstand niet tot een succesvolle revolutie leidde zoals op Haiti het geval was waren de tot slaaf gemaakten in staat een aantal concessies af te dwingen binnen het dehumaniserende systeem van de slavernij. Tevens is de Tula opstand een symbool van trots geworden binnen de Curacaose gemeenschap. Dat is één van de redenen dat er in die gemeenschap minder aandacht is voor 1 juli Keti Koti en meer voor 17 augustus, de herdenking van de historische Tula-opstand. De koloniale overheid sloeg echter hard terug om het signaal af te geven dat opstanden niet werden geduld: “Tula werd op een kruis gebonden, zijn botten werden gebroken en ‘in ’t gezigt geblaakert’, waarna zijn hoofd eraf werd geslagen. Carpatta wachtte hetzelfde lot, maar moest eerst toekijken hoe met Tula werd afgerekend.” Het tentoonstellen van de wisselbrief van Dorothea van Uytrecht zonder deze historische context laat zien hoe het slavernijverleden, zelfs als het wel enigszins tentoongesteld of vertelt wordt, vanuit een perspectief wordt waarin de wreedheid van het systeem wordt verdoezeld. Hierdoor lijkt zo een wisselbrief slechts een onschuldig document uit een ver verleden waar we reeds afscheid van genomen zouden hebben terwijl er een heftig verhaal van geweld, onderdrukking en uitbuiting achter schuilt.
De familie van Uytregt en de Tula opstand
In the Black Archives hebben we een wisselbrief van Willem van Uytregt (1689-1735), de oudere broed van Dorothea. Dit laat zien dat de hele familie profiteerde van de handel en uitbuiting van Afrikaanse tot slaaf gemaakten. Wat er met de familie van Uytregt en het vermogen dat zij hebben opgebouwd is gebeurd moeten wij nog onderzoeken. Profiteren hun nazaten nog van de erfenis van hun voorouders die in mensen handelden? Wat deze maand in elk geval duidelijk werd is dat de erfenis van de slavernij in de vorm van racisme nog volop aanwezig is, en dat is alles behalve onschuldig. Alleen door eerlijk deze verhalen te vertellen en ten toon te stellen kan het bewustzijn en wederzijds begrip tussen mensen van verschillende achtergronden worden vergroot. Steun daarom de crowdfunding campagne van the Black Archives zodat wij meer verborgen verhalen van de zwarte geschiedenis zichtbaar kunnen maken. In the Black Archives beogen wij ook lessen te geven aan groepen van de basisschool tot het hoger onderwijs. Check hier een video van de excursie met leerlingen van het NUC Mentorproject aan the Black Archives.
Miguel Heilbron
Deze blog over de extreme woonomstandigheden van Surinamers in de jaren '70 en '80 gaat over een film die recent werd getoond bij het event "LOSON: het verborgen verhaal van activistische Surinaamse emancipatiebeweging in de jaren 1970s en 1980s". De film is verbonden met verschillende documenten die in The Black Archives te vinden zijn en is een aanrader voor iedereen in Nederland. Er is nog heel veel te verkennen, deze verborgen zwarte geschiedenis voor iedereen zichtbaar maken. Steun the Black Archives via onze crowdfundingcampagne!
De film 'Onderneming Onderdak' is in 1982 gemaakt door de Surinaams-Nederlandse filmmaker Andre Reeder, als zijn eindexamenfilm op de Filmacademie in Amsterdam. De film laat zien hoe rond 1980 duizenden Surinaamse gezinnen in Amsterdam in overvolle, onhygiënische en brandgevaarlijke kamertjes werden ‘gehuisvest’, en hoe particuliere exploitanten hier tientallen miljoenen guldens aan verdienden, uitgekeerd vanuit Sociale Dienst gelden vanuit de Gemeente Amsterdam.
Andre Reeder toonde zijn film zaterdag 24 juni op het evenement ‘LOSON: het verborgen verhaal van activistische Surinaamse emancipatiebewegingen in de jaren 1970 en 1980’ (video), onderdeel van ‘The Black Archives on Tour: Verborgen verhalen van zwart verzet in Nederland’ (i.s.m. Cinema Olanda), bij het kunstcentrum Witte de With in Rotterdam.
Bekijk hier de film 'Onderneming Onderdak' op Youtube (de film begint bij tijdcode 4:00 - blogtekst gaat door onder de video) : Begin jaren ’70 was de economische situatie in Suriname slecht, er was nauwelijks werk. In de jaren die volgden werd daarnaast duidelijk dat Suriname in 1975 onafhankelijk zou worden. Tot uiterlijk 1980 mochten mensen uit Suriname zich nog vestigen in Nederland. Tussen 1970 en 1980 verhuisden uiteindelijk ongeveer 140.000 mensen van Suriname naar Nederland, bijna de helft van de totale Surinaamse bevolking. De film ‘Onderneming Onderdak’ begint met de volgende intro-tekst: “1973 - Suriname en de Antillen kunnen geen zekerheid meer bieden voor de armste delen van de bevolking. Duizenden mensen ontvluchten deze nederlandse kolonieën en zoeken een bestaan in Nederland. De Gemeente Amsterdam doet een oproep aan particulieren deze mensen onderdak te bieden.” Ontluisterend beeld De film toont een ontluisterend beeld van de situatie waarin vele Surinamers in deze periode in Amsterdam terechtkwamen: in illegale pensions, verhuurd door particuliere Amsterdammers. In de film wordt duidelijk gemaakt dat welzijnsorganisaties de Surinaamse gezinnen in de pensions plaatsten en dat de huurgelden vervolgens in veel gevallen door de Sociale Dienst van de Gemeeente Amsterdam werden betaald, omdat de gezinnen het niet konden betalen. De prijs van een appartement lag in die tijd rond de 700 gulden, maar in de pensions betaalden bewoners bedragen tot wel 3000 gulden voor twee kamers, wordt duidelijk in de film. In de film komen bewoners van de pensions aan het woord, een pension-eigenaar, en verschillende ambtenaren van de Gemeente Amsterdam. Bij het kijken val je van de ene verbazing in de andere. Wat vooral opvalt is het verschil tussen de papieren werkelijkheid van waaruit sommige ambtenaren lijken te praten en de erbarmelijke situatie in de pensions zelf. Als je de ambtenaren hoort vraag je je soms af of ze echt niet weten wat de situatie is, of het niet willen weten. En men lijkt elkaar voortdurend tegen te spreken. ‘Dat is niet zo’ De Hoofdambtenaar Financiële Voorzieningen van de Sociale Dienst zegt in de film: "Het aantal vierkante meters dat per persoon minimaal noodzakelijk is, is door de gemeente vastgesteld in Amsterdam en daar moet men zich aan houden, het kan niet zo zijn dat het alleen maar volstampen is van te veel mensen op te kleine kamertjes, zonder normen”. En: “Wij kennen niet de situatie dat meer mensen dan de normen gehuisvest worden, dat is niet zo”. Een andere hoge ambtenaar van de Gemeente Amsterdam, verantwoordelijk voor het gemeentelijk pensionbeleid, geeft aan dat er een “noodsituatie” is bij pensions in Amsterdam die gesloten moeten worden omdat ze brandgevaarlijk en onhygiënisch zijn. Maar hij concludeert elders in de film: "Je kan niets anders doen, hoe kwalijk dat ook is, dan maar accepteren dat mensen in brandgevaarlijke panden zitten voor enige tijd." Een derde ambtenaar, hoofd brandpreventie, vertelt dat als een situatie brandgevaarlijk is het pension onmiddellijk gesloten moet worden. Maar in de film geeft een pensionbewoner aan dat een pand waarin hij woont al een jaar volledig is afgekeurd door de brandweer, waarna hij nooit meer iets van de gemeente heeft gehoord en de situatie nog steeds ongewijzigd is gebleven. 72 miljoen gulden In de film wordt ook gevraagd waarom mensen duizenden guldens moeten betalen voor een kamertje, terwijl je voor hetzelfde bedrag elders twee appartementen zou kunnen huren. De ambtenaar van de Sociale Dienst legt uit: "Binnen de bijstandswet is die oplossing voor dit probleem niet mogelijk, omdat dat het totale huisvestingsbeleid zou doorkruizen". En hij rekent voor dat de Sociale Dienst per jaar zo’n 8 miljoen gulden betaalt aan pensionhouders voor het onderbrengen van mensen. Van 1973 tot 1982 is wellicht 72 miljoen gulden betaald aan pensionexploitanten vanuit de Gemeentelijke Sociale Dienst. Pensionbewoner Ruud vertelt in de film over de brandgevaarlijke situatie in zijn pension. Ruud woont met 20 mensen, volwassenen en kinderen, in een kleine ruimte zonder nooduitgang. Er zitten ratten in het plafond, er zijn open elektriciteitsdraden, maar Ruud geeft aan bang te zijn om zijn recht te halen, omdat hij nergens naartoe kan als hij de huidige woning moet verlaten. De druppel kwam voor Ruud toen de huisbaas de bewoners ook een gulden wilde laten betalen elke keer dat ze wilden douchen. Toen hebben de bewoners bij instanties aan de bel getrokken, maar kennelijk nog zonder succes. Een ander voorbeeld dat in de film naar voren komt is Pension ’t Hekeltje aan het Hekelveld in Amsterdam-Centrum (aan het noordelijk einde van de Spuistraat). In de film geven ambtenaren van de gemeente aan dat in Pension ‘t Hekeltje volgens hun gegevens ‘niets mis’ is. Maar ter plaatse blijken er onder andere slaaphokken te zijn met alleen een bed, buiten de vergunningen om gebouwd, waar 240 gulden huur per maand voor wordt gevraagd. Kakkerlakken en verstoppingen De pensionhouder laat in de film zien hoe hij een kamer van zo'n 20 m2, goedgekeurd voor 4 personen, een extra gezin met twee kinderen en een baby onder wil brengen. In de kamer worden 3 eenpersoonsbedden, een kinderledikantje, een kast en een tafel geplaatst. "Als mensen maar één slaapkamer hebben en ze moeten de hele tijd op die slaapkamer zijn dan zie je dat ze onderling ruzie krijgen omdat ze in een beperkte ruimte opgesloten zitten,” vertelt de pensioneigenaar. “Maar sinds we een recreatiezaal beneden hebben hoeven ze niet meer allemaal op de kamer te blijven.” Scholier Michael die in dit pension woont vertelt in de film dat hij zich wel schaamt voor zijn woonsituatie, met acht personen op één kamer. Hij durft geen vriendjes mee te nemen en kan er ook geen schoolwerk maken. Ook vertelt hij dat er regelmatig gif wordt gespoten tegen kakkerlakken en er elke dag weer dode kakkerlakken opduiken. Er zijn ook verstopte rioleringsbuizen en een afvoer van een wasbak via de wc-vloer. De film geeft tenslotte ook op andere vlakken inzicht in het tijdsbeeld rond 1980. Een andere scholier die in het pension woont vertelt hoe hij van verschillende mensen "Rot op naar je eigen land" te horen krijgt. 9 jaar pensionbeleid De film eindigt met een tekst die een goed beeld geeft van de schaal van de illegale en brandgevaarlijke pensions in Amsterdam en het geld dat hierin omging: “Pensionexploitanten berekenen de huur per persoon per dag. De gemeentelijke pensionverordening stelt als minimum 5m2 per persoon en als 'huur' f.13,15 per persoon per dag. Zo kan een kamer van 20m2 maandelijks f.1568,- opbrengen. Als de bewoner van die kamer geen eigen inkomsten heeft wordt die 'huur' uit de bijstandspot betaald. Op deze wijze keert de Gemeentelijke Sociale Dienst, sinds 1973, jaarlijks f.8.000.000,- uit aan pensionexploitanten. De gemeente schat het aantal illegale en/of brandgevaarlijke pensions op 450 met ongeveer 15.000 bewoners. Nu al 9 jaar zet het pensionbeleid van de gemeente zich ongewijzigd voort.” Alle afbeeldingen in dit artikel zijn stills uit de film "Onderneming Onderdak" (1982) van Andre Reeder, vanuit de recente uitzending op AT5.
Verborgen verhalen in the Black Archives
In The Black Archives zijn documenten te vinden over het pensionbeleid én verzet ertegen in Amsterdam in de jaren ‘70 en acties hiertegen. Zo organiseerde de overleggroep pensions protesten tegen het spreidingsbeleid en de omstandigheden in de pensions. Ook zijn er nog meer interessante episodes te belichten, daarover binnenkort meer! Steun the Black Archives: samen maken wij de verborgen zwarte geschiedenis van Nederland zichtbaar! Doneer via deze link in de grote crowdfundings-actie voor The Black Archives die op dit moment loopt (de eerste 10.000 euro is al opgehaald!). |
Black Archives
Blogs door the Black Archives Archieven
December 2017
Categorieën
Alles
|
Openingstijden/Opening TimesWoensdag/Wednesday 11.00 - 17.00 uur
Donderdag/Thursday 11.00 - 17.00 uur Vrijdag/Friday 11.00 - 17.00 uur Zaterdag/Saturday 11.00 - 17.00 uur Onze nieuwe locatie in Amsterdam Zuidoost is geopend. Neem contact op via de pagina contact voor rondleidingen buiten het programma. We moved to South East Amsterdam. Contact us via the page contact for tours outside our program. |
(Rolstoel)toegankelijkheid/Accessibility
Momenteel beschikt The Black Archives niet over een speciale ingang en lift voor personen met een fysieke beperking en voor rolstoelgebruikers.
At this moment, The Black Archives does not have a special entrance or lift for person of disability. |