Lessen uit een verloren geschiedenis van de Zwarte Radicale Traditie
Het was januari 2016 toen wij na een tip van Quinsy Gario in het pand van Vereniging Ons Suriname belandden. Wegens gentrificatie waren we op zoek naar ruimte voor de collectie boeken van Waldo Heilbron waar we in 2015 een klein bibliotheekje mee waren begonnen in Amsterdam Noord. We troffen een oude, rommelige en stoffige kamer vol dozen, oude kasten en willekeurige spullen aan. Twee jaar later realiseren wij ons dat we op een verborgen geschiedenis van verschillende generaties van zwart verzet hebben herontdekt. Een geschiedenis die we niet in onze boeken hebben geleerd, en helaas ook niet van de vorige generatie. In het proces van herontdekking besef ik steeds meer hoe weinig ik weet. Hoe meer archiefstukken en boeken ik uit deze bijzondere collectie van verzetsstrijders lees, hoe meer ik besef hoe weinig ik op school én op de universiteiten heb geleerd. Hoe meer ik leer over het activisme en de politieke strijd van zij die ons voor zijn gegaan in ‘de zwarte radicale traditie’, hoe meer ik besef dat de huidige beweging van anti-racisme op vele fronten nog veel te leren heeft. Echter, zoals Franz Fanon zei: 'Each generation must, out of relative obscurity, discover its mission, fulfill it, or betray it.' Enerzijds zetten wij een traditie van zwart activisme voort, anderzijds creëren wij iets nieuws in een andere tijd en een andere politieke en economische context. Wat is de Zwarte Radicale traditie? Traditie houdt in dat iets generatie op generatie wordt doorgegeven en dat er sprake is van een bepaalde continuïteit. Ironisch genoeg is de nieuwe golf van anti-racisme voor een groot deel ontstaan vanuit een strijd tegen een andere traditie, de Sinterklaastraditie die symbool staat voor een geschiedenis van witte suprematie, kolonialisme en slavernij. Hoewel velen, zelfs binnen de anti-zwarte piet beweging, in de vooronderstelling waren dat deze beweging tegen racisme iets nieuws was kunnen we vaststellen dat er – ook in Nederland – sprake is van een traditie van zwart activisme. En we kunnen zelfs stellen dat deze traditie past binnen een langere en bredere internationale ‘zwarte radicale traditie’.
De Huiswouds: de zwarte radicale traditie in Suriname en Nederland
In The Black Archives vonden we persoonlijke documenten en archiefstukken van Hermina en Otto Huiswoud. Twee zwarte radicalen die vanuit hun prominente binnen de Communistische Internationale (Comintern) vanaf de jaren ’20 de wereld rond reisden voor een strijd tegen imperialisme, kolonialisme en kapitalisme. Otto Huiswoud is in 1893 geboren in Suriname maar belandde op jonge leeftijd in New York waar hij de enige zwarte medeoprichter was van de Communistische Partij in de VS (CPUSA). Ook was hij één van de eerste zwarte mensen die “the Negro Question”, de positie van onderdrukte zwarte mensen, op de agenda zette van de Comintern. Otto debatteerde in 1929 over de kwestie ras vs. klasse met de zwarte nationalist Marcus Garvey en reisde in de jaren ’30 met Anton de Kom naar Parijs voor een conferentie van de Anti-Imperialistische liga. Hermina beklede verschillende posities binnen verschillende andere radicale organisaties en speelde een cruciale rol in de redactie van “The Negro Worker”, de publicatie van de International Trade Union Committee of Negro Workers. Zeer bijzondere voor een zwarte vrouw in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Na vele reizen als ‘professioneel revolutionairen’ belandden de Huiswouds na de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam waar ze actief werden in de beweging voor onafhankelijkheid van Suriname. Het stel komt daarom prominent voor in de literatuur over de Zwarte Radicale traditie. In Nederland waren ze, zelfs binnen kringen van de anti-racisme beweging, vrijwel onbekend. Een van de baanbrekende werken over de zwarte radicale traditie is het boek ‘Black Marxism: The Making of the Black Radical Tradition’ van de Afro-Amerikaanse historicus Cedric Robinson. In dit uitgebreide werk bekritiseerd Robinson traditionele Marxistische theorieën waarin Europese modellen van verzet centraal worden gesteld. Robinson bekritiseerd het traditionele Marxisme door te stellen dat het te eurocentrisch is om universele verklaringen te geven over revolutie en verzet. Hij beschrijft een Zwarte Radicale traditie van strijd van mensen van Afrikaanse herkomst die niet wordt herkend en erkent binnen de traditionele eurocentrische Marxistische theorie. In het boek noemt Robinson het verzet tegen de slavernij van de Marrons in Jamaica, Suriname en Guyana en de revolutie in Haïti als voorbeelden van revolutionair verzet waar binnen het eurocentrische paradigma van het traditionele Marxisme geen oog voor was. Deze traditie is volgens Robinson geworteld in een specifieke geschiedenis en cultuur van zwarte mensen in ‘het Westen’: “But it was the materials constructed from a shared philosophy developed in the African past and transmitted as culture, from which revolutionary consciousness was realized and the ideology of struggle formed.”
Een beperkte opvatting van de Zwarte Radicale Traditie
Mede vanwege het hernieuwde activisme is er ook hernieuwde aandacht voor de Zwarte Radicale Traditie in Nederland. Robinson werd genoemd in een artikel van Rogier van Reekum en Willem Schinkel in De Groene Amsterdammer. Onlangs schreef Miriyam Aouragh een kritisch stuk over de anti-racisme beweging in Nederland “de beperkingen van wit privilege: shortcuts in de antiracisme strijd”. In dit stuk pleit ze voor “de herontdekking van de zwart radicale traditie” om de “neerwaartse spiraal” binnen linkse kringen, in het bijzonder onder zwarte activisten, tegen te gaan. Op basis van het stuk ontstonden er gepassioneerde discussies op sociale media. Aouragh doet een bewonderenswaardige poging om het ontzettend complexe werk van verschillende generaties van – veelal Afro-Amerikaanse – mannelijke radicale intellectuelen, bewegingen en activisten aan elkaar te koppelen om haar kritiek te formuleren. Constructieve kritiek en zelfreflectie is gezond voor elke organisatie en beweging én er zijn een aantal punten ook mij doen nadenken over mijn positie in bepaalde debatten. Zo herken ik het gevaar van een focus op ‘white privilege theorie’ als dat niet is gekoppeld aan fundamentele systeemkritiek. De nadelen van discussies op sociale media waar ze op wijst werden ironisch genoeg naar aanleiding van haar artikel ook zichtbaar. De noodzaak om de geschiedenis van zwarte radicale bewegingen te herontdekken én het belang van solidariteit tussen ‘mensen van kleur’ onderstreep ik ook van harte. Een deel van Aouragh’s argumentatie vind ik echter gebrekkig en tegenstrijdig. In het volgende deel van mijn artikel deel ik in het kader van constructieve kritiek tussen bondgenoten mijn kritiek op het stuk van Aouragh. 'Black marxism' zonder specifieke historische context is geen 'Black marxisme' Aouragh stelt dat ze vooral is “geïnspireerd door de linkse tak van black liberation, black marxism. Dat heeft een holistische analyse en is ingebed in progressieve waarden rond universele gelijkheid die (naast natuurlijk, de confrontatie aangaan op straat of het nastreven van een betere representatie), ook investeren in transformerende verandering van zwarte en witte mensen.” Ze noemt onder meer Robinson en Robin D G. Kelley en bekritiseerd Sandew Hira van het initiatief Decolonizing the Mind van ervan dat hij selectief winkelt in het werk van radicale intellectuelen en activisten zoals C.L.R. James, DuBois, Angela Davis en anderen. Zelf lijkt haar argumentatie echter ook een selectief samenraapsel te zijn van quotes en namen van zwarte intellectuelen terwijl belangrijke aspecten van hun gedachtegoed wordt weggelaten. Aouragh lijkt het werk van deze zwarte intellectuelen uit hun specifieke historische context te rukken. In tegenstelling tot Aouragh’s interpretatie van 'Black marxism' als een ‘holistische analyse’ die is ingebed in ‘progressieve waarden’ en ‘universele gelijkheid’ stelt historicus Robin D.G. Kelley in de introductie van de nieuwe uitgave van 'Black marxism' juist dat ‘Black marxism’ allesbehalve een universele theorie is: “Robinson came to the conclusion that it is not enough to reshape or reformulate Marxism to fit the needs of Third World revolution; instead, he believed all universalist theories of political and social order had to be rejected.” (Kelley in Robinson: xvi) De Zwarte Radicale traditie komt volgens Robinson juist voort uit de specifieke geschiedenis van verzet tegen slavernij, kolonialisme en dehumanisering van Afrikaanse mensen die als zwart werden geracialiseerd. Hoe is Aouragh tot de conclusie gekomen dat het een ‘holistische analyse’ terwijl Robinson in zijn meer dan 300 pagina lange boek juist pleit voor een analyse die historisch ingebed is in een specifieke geschiedenis van verzet van Afrikanen in de diaspora?
Het probleem met ‘political blackness’
Op sociale media ontstonden er pittige discussies over het artikel van Aouragh. Een kritiek vanuit zwarte (queer) studenten en activisten van studentenactiegroep University of Color vonden dat Aouragh het werk van zwarte intellectuelen gebruikte om hun kritiek op anti-zwart racisme binnen de academie te bagatelliseren en onjuist voor te stellen. Er ontstond een discussie over “political blackness”, over anti-zwart racisme binnen gemeenschappen van kleur en over de term ‘niet zwarte mensen van kleur’. Er leken veel misverstanden te ontstaan vanwege verschillende onderliggende assumpties en politieke denkbeelden. Dit misverstand ontstond mede vanwege de inconsistentie in het stuk van Aouragh. In het stuk haalt ze namelijk voor het overgrote deel het werk van denkers uit de hierboven besproken Zwarte Radicale traditie aan. Zoals eerder besproken komt de Zwarte Radicale Traditie voort uit een specifieke historische context waarin ‘zwartheid’ betrekking heeft op mensen uit de Afrikaanse diaspora met een geschiedenis van slavernij en kolonialisme. Aouragh lijkt echter een breder begrip van ‘zwartheid’ te hanteren dat ook wel bekend staat als ‘political blackness’. Dat is het idee dat verschillende etnische groepen die ‘niet wit’ zijn als zwart geïdentificeerd kunnen worden. Vanuit dit verschil van politieke posities die gekoppeld zijn aan identiteit en een bepaalde historische context lijken veel misverstanden te ontstaan. Zo schreef Aouragh: “Een van de conservatieve verschuivingen is de poging om mensen van kleur te herdefiniëren als niet-zwart dus vooral Arabisch, Latino of Aziatisch. Als zij niet ‘echt’ zwart zijn hebben zij minder recht van spreken over racisme. Ook zien we vaker een kunstmatige scheiding tussen ‘moslim’ en ‘zwart’. Dat creëert een nieuw soort hiërarchie die nog verder vernauwt en exclusief is in plaats van inclusief. Zo kan de notie ‘Whiteness’ geruisloos tot een nieuwe epistemische orde lijden: zwart > bruin > wit; een orde van onderdrukking waarbij de rol van macht of positie van klasse ondergeschikt wordt.” Dit is een grove misinterpretatie van de kritiek van de studenten van de University of Color', niemand heeft geclaimd dat mensen die 'niet echt' zwart zouden zijn minder rechten zouden hebben van spreken over racisme. Wat Aouragh een ‘conservatieve verschuiving’ noemt op basis van haar onderliggende assumptie van ‘political blackness’ is echter een verschil in politieke positie en identiteit. “Political blackness” was met name in het Verenigd Koninkrijk een wijdverspreid idee. Wellicht komt het verschil in positie doordat Aouragh momenteel in Engeland werkt en op enige afstand staat van de anti-racisme staat die de afgelopen jaren in opbloei is geweest. In de jaren ’70 werd dit concept namelijk binnen de Britse anti-racisme beweging gebruikt om de eenheid tussen de verschillende etnische groepen te bevorderen zodat ze een front konden tegenover de racistische structuren en instituten waar ze mee geconfronteerd werden. Gloria Wekker schreef in haar boek Witte Onschuld dat de term 'zwarte, migranten, vrouwen (zmv-vrouwen)' gebruikt werd om vrouwen met diverse culturele achtergronden aan te duiden. Dit heeft al een andere connotatie dan 'political blackness'. Onder de huidige generatie anti-racisme activisten is het echter een term die zelden tot nooit voorkomt. 'Political blackness' is overigens ook in het Verenigd Koninkrijk een omstreden concept, zo werd er de afgelopen jaren door zwarte studenten verenigingen en academici kritiek op geuit. Kehinde Andrews, hoofd van het eerste Black Studies programma in Europa, schreef het volgende: “A dangerous myth has developed that ethnic minorities rallied around the banner of “political blackness” before the state money from multiculturalism caused bitter divisions. This erases the history of political organising based around shared African ancestry, which has strong roots in Britain. The first Pan African Congress was held in London in 1900; the hugely influential fifth Pan African Congress in Manchester in 1945; and there has been an unbroken history of grassroots organising, including the black supplementary school movement. A shared non-white identity has never been necessary to build coalitions. Real solidarity is based on organising around shared issues and not trying to create a shared identity that erases the substantial differences between a wide variety of peoples.” Het probleem met ‘political blackness’ is dat het de specifieke geschiedenis die Robinson in Black Marxism, en de specifieke geschiedenis van alle groepen die binnen de container term vallen, uitwist. Political blackness laat te weinig ruimte om het Nederlandse slavernijverleden en de erfenis daarvan in de vorm van institutioneel racisme en anti-zwart racisme bespreekbaar te maken. Het gebrek aan aandacht en educatie over het Nederlandse koloniale en slavernijverleden is één van de hardnekkige aspecten van het institutionele racisme in Nederland. Het is ook de voornaamste reden dat wij met The Black Archives zijn begonnen. Omdat de Nederlandse onderwijsinstituten, van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs, te weinig aandacht aan deze geschiedenis besteden doen wij het zelf. ‘Political blackness’ gooit alle “etnische minderheidsgroepen” op een hoop onder het mom van “wij zijn allemaal zwart” waardoor de complexiteit van de realiteit, onze gelaagde en historische gesitueerde identiteiten én de structurele manifestaties van racisme in relatie tot andere aspecten van identiteit zoals klasse, gender en seksualiteit worden genegeerd want ‘we zijn allemaal zwart toch’?
Dr. Kehinde Andrews gaf in juli 2017 een lezing over Black Rdadicalismin Rotterdam op uitnodiging van New Urban Collective / The Black Archives
Anti-zwart racisme binnen gemeenschappen van kleur
‘Political blackness’ geeft wellicht een oppervlakkig gevoel van solidariteit en eenheid maar laat weinig ruimte voor onderlinge verschillen en de historische, culturele en andere vormen van diversiteit onder de rijker gepigmenteerde groepen. De kritiek die zwarte (queer) activisten uitten was onder meer dat het de verschillen tussen zwarte mensen uit de Afrikaanse diaspora en andere mensen van kleur uitwist. Ook uit eigen ervaring kan ik beamen dat anti-zwarte discriminatie niet alleen vanuit de witte dominante groep komt maar dat ook mensen van kleur die niet als zwart geracialiseerd zijn. Ik kan me de pijnlijke momenten herinneren dat ik door Marokkaanse medescholieren het N-woord werd genoemd. Helene Christelle schreef een artikel “over anti-zwart racisme binnen gemeenschappen van kleur” en onlangs werd er een panelgesprek over anti-zwart racisme in ‘moslimgemeenschappen’ georganiseerd. Het anti-zwarte racisme waar vele zwarte mensen van Afrikaanse herkomst mee geconfronteerd zijn vanuit mensen van kleur maken ‘political blackness’ een wat 'onnatuurlijke' categorie. Een belangrijke nuance waar ik door Hasna Ankal op gewezen werd is dat Marokko uiteraard ook onderdeel is van het Afrikaanse continent maar dat de scheiding tussen Noord-Afrika en 'Sub-Sahara Afrika' en het anti-zwarte racisme binnen Noord-Afrikaanse gemeenschappen ook een erfenis is van het koloniale verleden is. Het is echter frappant dat zwarte activisten die dit bespreekbaar proberen te maken ervan beticht worden ‘verdeeldheid’ te willen zaaien, ‘sektarisch’ te zijn. Dit zijn dezelfde defensieve reflexen die we horen van vele witte mensen wanneer zwarte mensen stellen dat zwarte piet racisme is en dat er óók in Nederland sprake van racisme is. In het absurdste geval dat ik op social media voorbij zag komen werden zwarte vrouwen die dit probeerden aan te kaarten ervan beticht zelf ‘biologisch racisme’ te reproduceren. Het plaatst zwarte activisten in een catch-22 positie, of schikken aan het ‘political blackness’ narratief of beticht worden van ‘sektarisme’. Hiermee wil ik niet zeggen dat onderlinge solidariteit onmogelijk en onwenselijk is. Integendeel, solidariteit tussen gemeenschappen van kleur is essentieel. Anti-zwart racisme en Islamofobie zijn structurele problemen die zwarte mensen en mensen van kleur op dagelijkse basis treffen. Maar hierbij moeten we niet doen alsof we allemaal ‘politiek zwart’ zijn en de gevoelige en pijnlijke verschillen die in de realiteit bestaan negeren. Een gesprek over zwart zijn in Nederland Binnen de zwarte Afrikaanse diaspora in Nederland wordt er een begin gemaakt om onszelf nader te definiëren en de diversiteit binnen de categorie ‘zwart’ bespreekbaar te maken. In februari 2018 werd het boek ‘ZWART! – Afro-Europese literatuur in de lage landen’ gepubliceerd. Een bundel die voortkwam vanuit de ervaring dat het perspectief van Afro-Surinaamse en Caribische in de Nederlandse context vaak lijkt te domineren waardoor de ervaringen van continentale Afrikanen onzichtbaar blijven in de discussie over ‘zwart zijn’ in Nederland. In een Podcast van Dipsaus gingen een aantal schrijvers die een bijdrage hebben geleverd aan de bundel met elkaar in gesprek over dit onderwerp. Een zeer inspirerend en leerzaam gesprek waarin "de fluïditeit van zwarte, Afrikaanse en Afropese identiteit en cultuur" wordt besproken zoals Helene Christelle dat noemde. Binnen de categorie zwart zijn er ook weer verschillende identiteit en ervaringen, zoals de ervaring van zwarte moslims, zwarte LHBTQ+ mensen, ongedocumenteerden, de koloniale erfenis van de scheiding tussen Noord-Afrika en 'Sub-Sahara Afrika', de positie van Amazighen etc. Het is een complex onderwerp dat moeilijk te vatten valt in een verhitte Facebook discussie. Complex omdat het gesprek, de Dipsaus Podcast serie en het boek ZWART zich niet beperkt tot identiteit maar ook gaat over gekleurde armoede, Frontex, de vluchtelingenproblematiek, sekswerk en andere manifestaties van ongelijkheid die mensen uit de Afrikaanse diaspora ervaren. ‘Political blackness’ wist deze complexiteit uit dus lijkt me geen stabiele basis voor solidariteit en samenwerking tussen verschillende gemarginaliseerde groepen. De ironie van het witwassen van intersectionaliteit In haar artikel noemt Aouragh diverse voorbeelden om te laten zien hoe activisten ‘het beste de plank misslaan’. Een van de voornaamste voorbeelden die ze aanhaalt is een actie van studenten van de University of Color tijdens een lezing van de wetenschapper Sirma Bilge die was uitgenodigd om in december 2017 een lezing te geven op de Universiteit van Amsterdam met als titel ‘The Trouble with Post-Black Feminist Intersectionality’. Tijdens haar lezing zou Bilge spreken over het door zwarte feministen ontwikkelde concept ‘intersectionaliteit’ en de ‘curious move away from Black feminism and actual Black women’. Ze zou het dus hebben over de manier waarop het intellectuele werk van zwarte vrouwen – intersectionaliteit – wordt ingekapseld en ‘witgewassen’ middels processen van institutionalisering binnen neoliberale universiteiten. De pijnlijke ironie was dat er geen enkele zwarte vrouw op het programma stond om te spreken over de manier waarop het werk van zwarte vrouwen werd witgewassen. De University of Color, een studentenactie groep die tijdens en na de Maagdenhuis bezetting heeft gestreden om diversiteit en dekolonisatie op de agenda te krijgen binnen de Universiteit van Amsterdam, stelden dit terecht aan de kaak. Vanwege de onderliggende assumptie van ‘political blackness’ waarin ‘zwart’ en ‘mensen van kleur’ als containerbegrippen worden gebruikt voor alle mensen die niet als wit zijn geracialiseerd ontstond er een conflict over representatie. Waarom zouden studenten van UoC moeilijk doen, Silma Bilge die zelf van Turkse komaf is, is toch ook ‘zwart’? Vanuit de positie van ‘political blackness’ kan Bilge inderdaad als ‘zwart’ worden gecategoriseerd. Studenten van UoC vertrokken echter vanuit een andere positie waarin ‘zwart’ net als binnen de Zwarte Radicale traditie werd gekoppeld aan de ervaring van mensen uit de Afrikaanse diaspora. Aouragh noemde dit een ‘neerwaartse spiraal’ mede omdat er een ‘kunstmatige muur tussen vrouwen van kleur’ zou worden opgetrokken, zo schreef ze: “In dit model worden verschillende oorzaken, identiteiten en tradities gereduceerd tot huidskleur en een chauvinistische verdeling tussen mensen van kleur gereproduceerd.” In de kritiek Aouragh op deze actie van de University of Color zien we de tegenstrijdigheid van haar stuk én de tekortkomingen van ‘political blackness’. Enerzijds prijst ze namelijk het ‘intersectionele denken’, ze 'name dropped' zwarte feministen Kimberlee Crenshaw en quote zelfs het collectief van zwarte feministen de Combahee River Collective. Tegelijkertijd spreekt Aouragh hetgeen waar deze zwarte feministen voor stonden tegen door de kritiek van UoC te reduceren tot een kwestie van huidskleur. Zowel Bilge als de Combahee River Collective beschreven het belang van de ‘belichaamde politieke posities’ van zwarte vrouwen in het ontwikkelen van theorie en politieke bewegingen. Dat wilt zeggen dat hun politieke bewegingen en theorieën voortkwamen uit de dagelijkse realiteit en ‘geleefde ervaring’ van zwarte vrouwen die op dagelijkse basis te kampen hadden met verschillende vormen van onderdrukking racisme, seksisme, klassisme en heteronormativiteit. Identiteit en positionering zijn vanuit deze traditie van zwarte feminisme juist fundamentele aspecten van de strijd tegen onderdrukking: “We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else's oppression. In the case of Black women this is a particularly repugnant, dangerous, threatening, and therefore revolutionary concept because it is obvious from looking at all the political movements that have preceded us that anyone is more worthy of liberation than ourselves.” Wat Aouragh als een ‘chauvinistische verdeling tussen mensen van kleur’ ziet is voor zwarte vrouwen een essentieel aspect van hun dagelijkse geleefde realiteit. Onlangs was ik nog aanwezig bij de Miss Black Hair verkiezing en hoorde ik van vele zwarte vrouwen hoe ze gedurende hun jeugd hebben moeten worstelen vanwege de dominante eurocentrische beelden van schoonheid waarin kroeshaar en een donkere huidskleur (‘colorism’) nog steeds tot norm worden verheven. De toxische mix van racisme en sekisme waar Sylvana Simons mee werd geconfronteerd omdat ze haar mening durfde te uiten over zwarte piet en racistisch taalgebruik was een ander voorbeeld van de specifieke vorm van anti-zwart racisme en seksisme waar zwarte vrouwen mee worden geconfronteerd. Het politiegeweld waar zwarte vrouwen mee werden geconfronteerd nadat de burgemeester Aboutaleb de opdracht gaf om alle anti-zwarte piet demonstraties te verbieden tijdens de intocht in 2016 is nog een voorbeeld. Een van de meest recente voorbeelden is de Surinaamse onderneemster die door witte racistische hangjongeren geterroriseerd werd en op video werd uitgescholden met de woorden: “Hé kankern*g*rin, kankerzwarte! Ga lekker je boom in.'' Vrouwen van kleur hebben veel overeenkomsten in hun geleefde ervaring in een door witte suprematie en kapitalisme gedomineerde maatschappij, maar zwarte vrouwen uit de Afrikaanse diaspora hebben ook een specifieke ervaring die niet uitgewist mag worden in de naam van ‘political blackness’.
Een kritiek op de Universiteit van Amsterdam Aouragh en andere critici kozen ervoor om juist studenten die binnen de neoliberale Universiteit van Amsterdam gemarginaliseerd worden te bekritiseren terwijl ze in essentie een fundamentele kritiek uitten op de structuren van de universiteit. Het was immers de UoC die de meest radicale kritiek uitte op de universiteit tijdens de Maagdenhuis bezetting. In tegenstelling tot wat Aouragh beweert was er geen sprake van een ‘boycot’ of ‘non-platforming’. De studenten organiseerden een interventie door kritische vragen te stellen aan de organisatie van het event. Er is nooit gesteld dat Bilge ‘geen recht van spreken’ zou hebben omdat ze Turks was. De studenten bevroegen waarom een vrouw van kleur van de andere kant van de wereld naar Nederland werd ingevlogen voor een lezing over het witwassen van zwart feminisme en intersectionaliteit terwijl er geen moeite gedaan leek te zijn om op zijn minst een zwarte deskundige die de lokale context kent uit te nodigen. De situatie was indicatief van de witheid van de universiteit en was ironisch gezien een concrete reflectie van hetgeen Bilge beschrijft in haar werk. Zelfs Bilge erkende de pijnlijke ironie van de situatie. In de vier jaar dat ik op de Universiteit van Amsterdam heb gewerkt waren zwarte docenten binnen de Sociale Wetenschappen op één hand te tellen. Er is, voor zover ik weet, geen enkele docent die doceert over de zwarte radicale traditie van Robinson, DuBois, Fanon en C.L.R. James. Intersectionaliteit is, voor zover ik weet, slechts onderdeel van een keuzevak bij de minor Gender & Sexuality Studies. Philomena Essed en Kwame Nimako beschreven in het artikel “About them, but without them” in 2012 al hoe kritisch onderzoek over de geschiedenis en erfenis van het Nederlandse koloniale en slavernij verleden wordt gemarginaliseerd en hoe dominante machtsstructuren binnen de universiteit zelden kritisch bevraagd worden. De interventie tijdens de lezing van Bilge had een aanleiding geweest kunnen zijn om kritische vragen over de machtsstructuren binnen de universiteit te stellen. Aouragh koos er echter voor om, op basis van het idee van ‘political blackness’, haar kritiek te richten op een groepje studenten. De studenten hadden hun kritiek wellicht niet op de meest ‘academische’ manier, middels een essay of opiniestuk, geuit. Als er goed naar ze geluisterd werd hadden de betrokkenen echter kunnen horen dat hun interventie een fundamentele kritiek op de witheid van de Universiteit van Amsterdam was waar drie jaar na de Maagdenhuis bezetting nog weinig terecht is gekomen van de aanbeveling die de Diversiteitscommissie onder leiding van Gloria Wekker deed. Integendeel, zelfs de 'diversiteit officer' lijkt zich volgens UvA-onderzoeker Linda Duits schuldig te maken aan het witwassen van intersectionaliteit: “Bijzonder opmerkelijk en kwalijk is dat De Graaf intersectionaliteit bijkans als haar eigen uitvinding claimt, terwijl het nota bene Gloria Wekker was die dit concept (in 1989 gemunt door de Amerikaanse Kimberlé Crenshaw) naar Nederland bracht.” De vergeten geschiedenis van zwarte vrouwen in de zwarte radicale traditie Net als de Zwarte Radicale Traditie komt intersectionaliteit voort uit de ervaring van zwarte, in het bijzonder Afro-Amerikaanse vrouwen, die zowel een strijd moesten leveren tegen racisme als tegen wit feminisme, kapitalisme en heteroseksisme binnen de zwarte vrijheidsbewegingen. Aouragh stelt geïnspireerd te zijn door ‘de zwarte radicale traditie’ en haalt zwarte feministen aan maar benoemt bij haar beschrijving van ‘de zwarte radicale traditie’ alleen de zwarte mannelijke denkers, activisten en schrijvers zoals DuBois en C.L.R. James. In het boek “Sojourning for Freedom: Black women, American Communism and the Making of Black Left Feminism” beschrijft Erik McDuffie hoe het linkse zwarte feminisme uit de jaren ’70 geworteld is in oudere tradities, netwerken en bewegingen van zwarte vrouwen die in de jaren ’20 en ’30 al actief waren binnen zwarte radicale kringen. McDuffie noemt hierbij Claudia Jones, de uit Trinidad afkomstige zwarte communiste die uit de VS werd gedeporteerd en na haar dood naast Karl Marx werd begraven. McDuffie noemde Shirley Graham Du Bois die, vaak in de schaduw van, W.E.B. duBois veel organiserend werk deed voor vrouwen in de beweging. Ook noemt McDuffie Hermina Huiswoud die samen met Otto Huiswoud de wereld afreisde voor de strijd tegen kapitalisme en witte suprematie maar ook oog had voor de specifieke positie van vrouwen. Het waren vrouwen die niet schikten aan de “politics of respectability” omdat ze niet op zoek waren naar goedkeuring van witte instituten maar zich ook niet wilden schikken aan de traditionele positie van de vrouw binnen zwarte gemeenschappen en bewegingen. Ze ontwikkelden een “oppositional consciousness”, een zelfbewustzijn dat geworteld was in hun geleefde ervaring als zwarte vrouwen uit de Afrikaanse diaspora. Het nu gepopulariseerde concept ‘intersectionaliteit’, komt voort uit de theorieën die gebaseerd waren op de geleefde ervaring van vrouwen zoals Claudia Jones. Jones schreef in de jaren ’40 al schreef over het concept ‘triple oppression’ waarmee ze beschreef hoe zwarte vrouwen op basis van hun ‘ras’, klassenpositie én gender werden onderdrukt maar dat ze daardoor ook de voorhoede vormden van het revolutionaire verzet. De kans is groot dat de meeste lezers echter nog nooit, of slechts in een beperkte mate van deze vrouwen hebben gehoord. Deze kans is groot omdat het werk van deze zwarte vrouwen vaak wordt weggewist. Ironisch genoeg is dat ook waar Bilge over zou spreken en over schreef in haar artikel‘Whitening Intersectionality’.
Zwarte radicalen en Pan-Afrikanisme
Een ander aspect van de geschiedenis dat in het stuk van Aouragh onderbelicht bleef de visie op het pan-Afrikanisme van de zwarte radicalen die ze aanhaalde. Het is opmerkelijk dat ze het een ‘conservatieve verschuiving’ vindt dat zwarte mensen met een geschiedenis van slavernij en kolonialisme een andere definitie van ‘zwartheid’ hanteren dan mensen van kleur met andere migratiegeschiedenis. In het stuk haalt ze namelijk talloze denkers en activisten aan die in hun leven en werk ook uit de Zwarte Radicale Traditie kwamen én zich naast de strijd tegen kapitalisme en imperialisme expliciet inzetten voor de emancipatie en vrijheid van mensen uit de Afrikaanse diaspora en het Afrikaanse continent. Zo was W.E.B. du Bois nauw betrokken bij het organiseren van verschillende Pan-Afrikaanse congressen. Hij spendeerde het laatste deel van zijn leven in Ghana waar hij door Kwame Nkrumah was uitgenodigd om te werken aan een encyclopedie over Afrikaanse geschiedenis. Huiswoud was aanwezig bij het Pan-Afrikaanse congres van 1925 en stond zette zich specifiek in om het lot van zwarte arbeiders te verbeteren door zich onder meer aan te sluiten bij de African Blood Brotherhood in New York en later de International Trade Union Committee of Negro Worker. Deze historische context is belangrijk als je schrijft over de Zwarte Radicale Traditie'. Solidariteit Dat zwarte radicalen zoals DuBois en de Huiswouds zich specifiek inzetten voor de Afrikaanse diaspora betekende niet dat ze zich alléén richten op zwarte mensen uit de Afrikaanse diaspora en op ‘ras’. Integendeel, ze waren zich zeer bewust van de verbinding tussen verschillende onderdrukte groepen in de wereld en pleitten voor solidariteit en gezamenlijke strijd tegen imperialisme, racisme en kapitalisme. Zo stond het volgende statement in het krantje ‘de Koerier’ van oktober 1956. Dit was de krant die vanuit de Vereniging Ons Suriname (VOS) werd uitgegeven en onder redactie stond van Otto Huiswoud: "Gezien het feit, dat het kolonialisme en het racisme zich in deze beide gebieden op de meest brute wijze manifesteren, is het noodzakelijk dat de Surinamers op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in Afrika en Amerika. (...) Dit besef is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontplooiing van het nationale zelfbewustzijn van ons Surinamers. Wij moeten begrijpen dat onze problemen uit hetzelfde systeem voortspruiten als de problemen der Marokkanen, Bantoes of welk koloniaal volk dan ook.” De woorden en het werk van de Huiswouds en andere zwarte radicalen toont aan dat ze een sterk besef hadden van de verbinding tussen racisme, kolonialisme, imperialisme en kapitalisme. Hoewel ze zich voornamelijk richtten op de Surinaamse gemeenschap in het geval van VOS of op de Afrikaanse diaspora in het geval van 'de zwarte radicale traditie' hadden ze ook oog voor én organiseerden ze samen met andere onderdrukte groepen. Door het belangrijke werk van zwarte feministen ontstond er een ‘intersectioneel bewustzijn’ waarin ook de vormen van onderdrukking op basis van gender en seksualiteit werd erkent. Ik pleit voor een visie en beweging waarin we oog hebben voor onze verschillen en overeenkomsten. Een visie waarin de geschiedenis en ervaring van mensen van Afrikaanse herkomst niet wordt uitgewist of gemarginaliseerd in de naam van ‘political blackness’ maar kan bestaan naast de ervaringen van andere gemarginaliseerde groepen. Het herontdekken van ‘de zwarte radicale’ traditie, die lang verborgen en verzwegen is gebleven in de Nederlandse context, biedt veel waardevolle lessen en inzichten om een sterke progressieve beweging op te bouwen. Het bouwen van een beweging gaat met vallen en opstaan, het gaat gepaard met felle discussies, politieke meningsverschillen en soms ook conflict. Maar van wrijving komt glans. Laten we inzicht halen uit deze discussies, kracht halen uit de diversiteit binnen onze gemeenschappen en samenwerken op basis van gezamenlijke belangen. Van theorie naar praktijk Ik realiseer me dat deze discussie zich vooral tussen een relatief kleine groep academici en academisch geschoolde activisten en organizers plaatsvind. Het is een privilege om de tijd te hebben om je te verdiepen in de literatuur van de 'zwarte radicale traditie', een privilege dat velen niet hebben. Als we het hebben over dekolonisatie, activisme en anti-racisme is het altijd belangrijk om stil te staan bij de vraag hoe academische of theoretische discussies zich verhouden tot de praktijk. In de praktijk zie ik zowel zorgelijke ontwikkelingen met de komst van bijvoorbeeld fascistische en racistische partijen zoals Forum voor Democratie in Rotterdam en de winst van (On)Leefbaar in Rotterdam tijdens de verkiezingen van 21 maart. Aan de andere kant zijn is GroenLinks met een duidelijke progressieve en anti-racistische agenda de grootste partij geworden in Amsterdam. Daarnaast heeft BIJ1 met een lijst waarop verschillende activisten én een ambitieus progressief partijprogramma gebaseerd op intersectionaliteit, "radicale gelijkwaardigheid" en kritiek op economische ongelijkheid een zetel gewonnen. De afgelopen jaren hebben we vanuit de anti-zwarte piet beweging vele mensen weten te mobiliseren en een belangrijke bijdrage geleverd aan het openbreken van het debat over racisme in Nederland, iets dat lang een taboe was. Het zijn voornamelijk mensen uit de Surinaamse en Afrikaanse diaspora geweest die hierin de voorhoede vormden met witte bondgenoten of kameraden en bondgenoten van kleur aan hun zijde. Voor de verkiezingen hebben we geprobeerd om zwarte Amsterdamse kiezers op basis van een lijst met progressieve speerpunten 'De Zwarte Lijst' te mobiliseren om te stemmen. Het opkomstpercentage onder deze groep is de afgelopen jaren relatief laag geweest. Zo was de opkomst onder Surinaamse-Amsterdammer in 2018 was het bedroevend laag met een opkomst van 25% ten opzichte van een stedelijk gemiddelde van 50%. De uitdaging is om lessen te leren van de 'zwarte radicale traditie' en de linkse zwarte feministen door een verbinding te maken tussen anti-racisme en kritiek op het kapitalisme vanuit een intersectionele blik waarin er ruimte is voor de verschillende dimensies van 'zwart zijn'. Een tweede uitdaging is om de academische theorie te vertalen naar de praktijk en een bredere groep mensen dan de enkelingen die tot het einde van dit artikel zijn gekomen. Middels The Black Archives beogen we middels verschillende activiteiten en onze expositie 'Zwart & Revolutionair' deze kennis en informatie op een toegankelijke manier zichtbaar te maken.
Bekijk en beluister hier de lezing van dr. Tony Bogues over Black Radicalism bij The Black Archives.
#Sidenote
Er wordt weinig tot geen aandacht gegeven aan 'De Zwarte Radicale' traditie binnen de Nederlandse universiteiten. Wil je hier meer over leren? Dan kan ik de onderstaande stapel boeken aanraden.
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
The Black Archives BlogArchieven
Juni 2024
|
Openingstijden/Opening TimesWoensdag/Wednesday 11.00 - 17.00 uur
Donderdag/Thursday 11.00 - 17.00 uur Vrijdag/Friday 11.00 - 17.00 uur Zaterdag/Saturday 11.00 - 17.00 uur Onze nieuwe locatie in Amsterdam Zuidoost is geopend. Neem contact op via de pagina contact voor rondleidingen buiten het programma. We moved to South East Amsterdam. Contact us via the page contact for tours outside our program. |
(Rolstoel)toegankelijkheid/Accessibility
Momenteel beschikt The Black Archives niet over een speciale ingang en lift voor personen met een fysieke beperking en voor rolstoelgebruikers.
At this moment, The Black Archives does not have a special entrance or lift for person of disability. |